Het voortgezette karakter van een psychoanalytische vorming – waar men jaar na jaar een eigen parcours maakt doorheen de seminaries, kartels en studiedagen – geeft de mogelijkheid tot een doorwerken aan de opbouw van een weten dat nooit af is. We mikken daarbij specifiek op een weten dat effect heeft op de klinische praktijk.

Het Vormingsinstituut wil daartoe bijdragen met een doorgedreven klinisch-theoretisch onderwijs in de psychoanalytische praktijk, gestructureerd volgens een aantal centrale assen: lectuur van oorspronkelijke auteurs, klinische vragen en beschouwingen, de dialoog met de belendende velden en de intervisie/supervisie. Geënt op deze onderliggende structuur kunnen diverse thema’s aan bod komen: de hantering van de overdracht, de verschijningsvorm van de actuele psychopathologie, het specifieke van het werken in een instelling, de preliminaire gesprekken, de ethiek die ons werk schraagt, … Op die manier kan men zich een theoretische en klinische kennis eigen maken die onmisbaar is voor wie in de psychoanalytische praktijk werkzaam is.

We willen evenwel benadrukken dat het Vormingsinstituut geen diploma aflevert waarmee men gerechtigd wordt tot het voeren van analyses. Immers: het cruciale element dat bepaalt of iemand de positie van therapeut of analyticus kan innemen, is niet de klinisch-theoretische kennis waarover iemand beschikt – hoe noodzakelijk die ook is.

Wat daarentegen wél beslissend is voor de positie die men inneemt in het klinische werk is de eigen analyse: dit is immers de plek waar de eigen particuliere subjectiviteit (en dus de impact daarvan op de verhouding tot de ander) kan worden bevraagd en bewerkt. Het is deze bevraging, en de eventuele effecten ervan, die ultiem iemands verlangen (en dus diens klinische positie) gronden. Het is daarbij belangrijk dat men zelf zijn analyticus kiest, met de overdracht als motor. Dit impliceert ook dat de eigen analyse structureel ontsnapt aan de controle van een Vormingsinstituut – en dit niet alleen bij de aanvang, maar ook voor wat het eventuele einde betreft.

Tot slot willen we een aantal praktische elementen met betrekking tot een volledige inschrijving op een rij zetten. Vanuit onze principiële strijd voor de lekenanalyse wordt er geen specifieke vooropleiding vereist – mits men minimum zes maanden klinische ervaring heeft. Elke aanvraag dient voorgelegd te worden aan de verantwoordelijken van het Vormingsinstituut, die in overleg met de kandidaat bekijken of en op welke manier de opleiding kan aangevat worden. Sowieso wordt verondersteld dat de kandidaat blijvend klinisch werkzaam is.

De totale duur bedraagt vier jaar – hoewel we willen benadrukken dat een psychoanalytische vorming nooit af kan zijn.